Zeemeermin

Zeemeermin
Materiaal: gevonden blad van plastic plant, kleed geweven door grootmoeder

De zee lokte mij. Urenlang kon ik dwalen over het eindeloze strand en door mijn verwarde hoofd. Toen ik bij de zee ging wonen was het strand leeg.

Jarenlang voerde het jutten mij naar zee. Mijn laatste tetosteronjaren was ik Sil de strandjutter, mijn meest geperfectioneerde masker met wilde lokken en een rossige baard. Ik wilde niet dat mensen mij Sil noemde maar ergens was het mijn inspiratiebron. Ik struinde eerst op Vlieland, de Maasvlakte volgde al gauw. Uren kon ik er dwalen, zoekend naar schatten in het zand en in mijn hoofd. Soms kwam ik thuis met enorme stukken hout of scheepslijnen. Mijn atelier vulde zich met netten, stukjes plastic, verroest metaal, lolliestokjes en tandenborstels. Het werd een grote verzameling door de zee uitgesleten, aangetast en uiteindelijk uitgespuugd materiaal waarvan ik een reeks kunstobjecten maakte. Een olijfboom gemaakt uit stevig touw of vogels met snavels van WD40 spuitkoppen. En geluidsmachines waarmee ik zelfs een paar optredens gaf. Wat begon met een zeemeermin die ik maakte op Vlieland eindigde na een paar jaar met een tweede zeemeermin, Elena. Zij lag een jaar lang op het Hoekse strand, beschermd in een grote heremietkreeftschelp.

De zee riep me dus verhuisden we naar Hoek van Holland. Ik dacht dat het doel was daar te gaan jutten en nog velen jutkunstwerken te creëren. Maar de zee riep mij niet om er te gaan zoeken in het zand. Talloze jutpogingen op het hoekse strand liepen uit op niets. Er waren geen grote vangsten, meestal was er niets te vinden. Het strand was leeg. Het schoonste strand van Nederland leerde ik al gauw, ik voelde me bekocht. Er lag soms wel wat in ‘s Gravezande of Monster, maar eigenlijk moest ik nog steeds naar de Maasvlakte voor de grotere vondsten. Binnen een paar maanden kwam corona en was dat ook niet meer het idee. Sinds mijn verhuizing naar de Hoek ben ik maar één keer op de Maasvlakte geweest.

Het jutten stopte al gauw, ik maakte meer wandelingen om mijn hoofd te legen of te zoeken in mijn gedachten en herinneringen. Een keer kwam ik op de grens waar het zeewater het strand raakt een vrouw tegen die met een mondkapje op zo hard ze kon tegen de storm een lied zong. Ik schreef er een gedicht over. Ik dacht haar net weer te zien op het strand maar ik denk dat het mijn fantasie was. Eén dag nadat ik haar zag en mijn gedicht schreef deed ik mijn ontdekking. De zee wilde niet dat ik zocht in de zandkorrels tussen mijn tenen maar in de uitgestrekte zandbanken in mijn hoofd. Ik heb veel te danken aan de gedachtenstromen die hun weg vonden door en om mijn masker heen. Ik zocht op het verkeerde strand. Het strand in mijn hoofd werd de vindplaats. Ik vond mijzelf, een prachtige zeemeermin. En nog steeds, elke keer als ik met mijn blote voeten door de zee waad of toch weer een kleine vondst doe in het zand denk ik aan de eindeloze zoektocht naar mijzelf. En aan de zee waar ik haar vond.

Scroll naar boven